Monument in Den Haag Molenstraat
Ontstaan
Het derde bezit van de stichting is het in 1984 verworven pand Molenstraat 25, de Koningspoort, opvallend gelegen op de plaats, waar de Oude Molstraat op de Molenstraat uitkomt. Deze kromme straat, eveneens gelegen in het oudste deel van Den Haag, dankt zijn naam aan de korenmolen, die zich in de middeleeuwen aan het Noordeinde ongeveer op de plaats waar nu de Waalse kerk staat, bevond. Deze molen werd gedreven door het water van de Haagse beek. De eerste huizen in de Molenstraat zullen in het midden van de 14de eeuw zijn gebouwd.
Vanaf het begin van de 15de eeuw zijn eigenaren te traceren van het huis, dat zich op het huidige perceel Molenstraat 25 bevond. Onder hen treffen wij in 1403 de riemslager Dirck Aerntszoen aan, na 1550 de kleermaker Jan Franssoen en na 1586 Neeltje Jansdr, de weduwe van de deurwaarder Jacob Adriaens de Ghilde.
Kleermakers
Vanaf dat moment is via de registers van eigendomsoverdracht goed te volgen, hoe het huis van eigenaar op eigenaar overging. Opmerkelijk daarbij is dat onder de eigenaren en de bewoners door de eeuwen heen in verhouding veel kleermakers voorkomen. Wanneer Neeltje Jansdr. in 1616 het pand voor fl. 1.600, – overdoet aan de bode van het Hof van Holland Jan Dubois, wordt het verhuurd aan de kleermaker Pieter Jacobs. In 1638 wordt het pand voor fl. 2.033, – eigendom van de kleermaker Johan van Lier. Diens weduwe verkoopt het huis in 1672 aan de kleermaker Johan Feyt.
Verbouwing of herbouw in de 18de eeuw
Op 20 april 1722 kwam het huis voor fl. 2.000, – in handen van Woltera Kivit, de weduwe van Johan Millot, en in 1731 voor fl. 3.100, – in handen van Johannes Brueys. Zijn beroep is niet bekend, maar van zijn vrouw is bekend, dat zij wollenaaister was, dus wollen kleren vervaardigde. Brueys liet in 1767 het huis ingrijpend verbouwen of wellicht liet hij het zelfs geheel opnieuw optrekken. Het resultaat betekende in ieder geval niet minder dan een verdubbeling van de aanslag in de verponding. Waarschijnlijk heeft het huis toen zijn huidige gevel gekregen. Zijn erfgename, Anthonia de Brueys, verkocht het pand in 1805 aan de stoelenmaker Johan Hendrik Immig. Toen deze het pand in 1830 aan de leerkoper Johannes Roermeester overdeed, was het verhuurd aan de kleermaker Johan Willem Lies. Lies woonde nog in het huis tot in de jaren vijftig van de 19de eeuw.
Bekende bewoners in de 19de eeuw
Lies was met zijn gezin niet de enige bewoner. In de periode 1850-1860 woonden er ook de kunstschilder J.C. d’Arnoud Gerkens (1823-1892), de luitenant-ingenieur jhr. Jan Willem van Sypesteyn (1816-1866), die bekendheid kreeg wegens zijn werkzaamheden voor het Koninklijk Huisarchief en zijn publicaties op het gebied van de krijgsgeschiedenis; ook was hij bestuurslid van de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen, en de componist Willem Frederik Gerard Nicolaï (1829-1896), van 1865 tot aan zijn overlijden directeur van de Koninklijke Muziekschool (thans Koninklijk Conservatorium).
Winkel van 1874 tot 1939
De erfgenamen van Roermeester verkochten het pand in 1874 aan Wouter Bosman, die er een winkel in boter en kaas in vestigde. Na het overlijden van Bosman in 1909 werd de winkel verhuurd aan C.M.J. Ooijevaar, die er eerst een zaak in fijne vleeswaren dreef en later een banketbakkerij. Daarna was de drankenhandel van de firma Van Everdingen in het pand gevestigd. Het bovenhuis werd apart verhuurd, eerst aan de rechtskundig adviseur G.E. Breslen, nadien aan de weduwe P. van Veen, die er een pension hield.
Restaurant van 1939 tot 1980
Een nieuwe bestemming kreeg de bovenverdieping in oktober 1939, toen er door Elisabeth Kalma een restaurant werd geopend. Met haar man, de in Duitsland geboren Italiaan Bartolomeo Gei, had zij vanaf 1932 aan de Hooikade 14 al een restaurant geëxploiteerd, dat zich onder de naam Chez Eliza door de ongedwongen sfeer een vaste clientèle had weten te verwerven. Een breuk met haar man, die naar werd verteld, veroorzaakt werd door diens fascistische sympathieën, bracht haar ertoe in de Molenstraat een nieuw eethuis te openen onder de naam ‘Eliza’s Vlucht’. Na de oorlog keerde Elisabeth Kalma terug naar de Hooigracht om opnieuw het restaurant Chez Eliza onder haar hoede te nemen. Het etablissement in de Molenstraat bleef ook bestaan. Vanaf 1955 werd het geëxploiteerd door Gerrit van der Meent en zijn vrouw Elisabeth M. IJkelenstam. Enige jaren later kochten zij het pand van de erven Bosman. Zo zwaaide weer een Eliza de scepter in de keuken naast de Koningspoort. Van enige mystificatie waren ‘Gé en Eliza’ van der Meent niet wars. Zij lieten de traditie van het eethuis zonder problemen in hun reclamefolders teruggaan tot 1648 en suggereerden, dat de kelders van het huis gelegen waren onder de gebouwen van het Koninklijk Paleis. Die kelders werden als bodega-restaurant geëxploiteerd onder de naam De Coninckskelder, een naam die later die van ‘Eliza’s Vlucht’ verdrong. Het restaurant heette ook nog enige tijd ‘Koningshof’. In 1964 begon de heer Nijholt er een restaurant onder de naam ’t Groene Geveltje, dat bleef voortbestaan tot het eind van de jaren zeventig. De plaatsing van het pand in 1966 op de rijksmonumentenlijst leidde niet tot een beroep.
Het langzamerhand verkommerde pand werd in 1984 door de Stichting Monumentenfonds aangekocht. Nadat de voor de restauratie noodzakelijke subsidies in het vooruitzicht waren gesteld, kon aan het eind van 1988 met de werkzaamheden onder leiding van architect Ton Deurloo worden begonnen. De uitvoering werd in handen gelegd van de aannemersfirma Schakel & Schrale. De totale restauratiekosten bedroegen ruim fl. 600.000, -. De feestelijke afsluiting van de restauratie vond plaats op 12 april 1989 door de toenmalige Minister van Financiën, dr. H.O.Ch.R. Ruding, die in de zestiger jaren huurder was van een kamer in de Koningspoort.
Op de begane grond bevindt zich thans een (kinder)boeken- en prentenantiquariaat. Daarboven bevinden zich vier appartementen. Aan de achterzijde bevindt zich een stadshuis.
De gegevens betreffende de bewoningsgeschiedenis van de Koningspoort werden bijeen gebracht door drs C.J.J. Stal, verbonden aan het Haagse gemeentearchief, ter gelegenheid van het gereedkomen van de restauratie in 1989.