Monument in Den Haag Spinozahuis

Ontstaan

In het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) maakte het onbeschermde dorp Die Haghe moeilijke tijden door. Veel bewoners trokken weg en het dorp bood op een gegeven moment zo’n desolate aanblik, dat werd overwogen de vestiging van de Staten van Holland te verplaatsen naar Delft. Zover kwam het echter niet. In 1578 besloten de Staten van Holland voortaan weer op het Binnenhof bijeen te komen. In 1585 kwam prins Maurits daar wonen. Den Haag werd definitief het bestuurscentrum van de Republiek toen de Staten-Generaal in 1588 besloten zich daar permanent te vestigen. Vanaf dat moment bloeide Den Haag weer op. In Maurits’ tijd werd mede op zijn initiatief een ruime grachtengordel aangelegd, en binnen die gordel ontwikkelden zich op de nog onbebouwde terreinen allerlei bouwactiviteiten.

Aan de omstreeks 1615 gegraven Paviljoensgracht, die aanvankelijk nog door weilanden naar buiten leidde en die zijn naam wellicht ontleende aan een tuinpaviljoen van de gefortuneerde regent Philips Doubleth, bouwden de Heilige Geestmeesters, die belast waren met de armenzorg in Den Haag, in 1616 het daar nog altijd bestaande Heilige Geesthofje. Op 8 juni 1641 kocht de schilder Jan van Goyen (1596-1656), sinds 1636 bewoner van Dunne Bierkade 16, schuin tegenover dit hofje een perceel grond, waarop hij een aantal huizen voor de verhuur liet bouwen. Deze huizen, waaronder het pand Paviljoensgracht 72/74, dat wij thans kennen als het Spinozahuis, kwamen in 1646 gereed. Van Goyen verhuurde het huis voor fl. 80,- per jaar. Na het overlijden van Van Goyen kwam het huis in 1657 voor fl. 2.110,- in het bezit van Havick Steen, de vader van de schilder Jan Steen. Jan Steen was op 3 oktober 1649 met Margriet van Goyen, de oudste dochter van de schilder, getrouwd. Het huis had toen al de nog steeds bestaande achteruitgang door de tuin naar de Dunne Bierkade. In 1669 werd het huis gekocht door Jacob Albert van der Spijck. Niet Jacob echter, maar zijn zoon Hendrik, van beroep kunstschilder, werd de bewoner van het huis.

Van Spinoza tot Spinozahuis

Van der Spijck verhuurde in 1671 het dakkamertje aan de voorzijde voor fl. 80,- per jaar aan de wijsgeer Benedictus de Spinoza. Tot aan zijn dood op 21 februari 1677, op 44-jarige leeftijd, leefde Spinoza daar op een zeer sobere wijze. Hij legde in dit huis de laatste hand aan zijn ‘Ethica’ en voerde van daaruit met tal van andere beroemdheden in Europa een intensieve briefwisseling. De Duitse filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) zocht Spinoza in zijn zolderkamer in 1676 op. Vanuit het huis aan de Paviljoensgracht werd Spinoza op 28 februari 1677 in de Nieuwe Kerk aan het Spui in een huurgraf begraven. Sinds 1880, toen in de voorgevel een gedenksteen werd aangebracht die de herinnering levend houdt aan het feit dat Spinoza in dit huis had gewoond, staat het huis bekend als het Spinozahuis. Op de middenberm van de Paviljoensgracht bevindt zich een beeld van Spinoza in zittende houding. Het bronzen beeld, dat tot 1957 voor het Heilige Geesthofje stond, werd in 1880 door F. Hexamer vervaardigd.

Het huis bleef tot 1753 in het bezit van de familie Van der Spijck. Van 1737 tot 1753 was het verhuurd aan de heer Terwesten (wellicht de schilder Mattheus Terwesten (1670-1757) of de schilder Augustinus Terwesten de Jonge (1711-1781)). Het pand werd in 1753 gekocht door Herman Barend Houtman, die het in 1768 overdeed aan Dorothea Wagtels, weduwe van Dirk de Wit. Daarna was van 1775 tot 1806 Daniël Uittenbogaert de eigenaar. Uittenbogaert oefende sinds 1759 het beroep van notaris uit. Op 28 april 1796 werd hij benoemd tot regent van het Heilige Geesthofje. Van 26 mei 1796 tot 21 april 1797 vervulde hij de functie van lid van de gemeenteraad. Van 20 oktober 1797 tot 13 maart 1798 maakte hij deel uit van het Comité van Wethouders.

De weduwe van George Philip Eschhofen (Elsenhoven), die het huis in 1806 had gekocht, verkocht het in 1837 aan Johan Adolf Schroot. In 1844 werd Ludwig Casimir Sierick eigenaar, gevolgd door zijn zoon Cornelis Philippus Sierick.

In 1923 wilde de Spinozist dr. Carl Gebhardt uit Frankfurt het Spinozahuis kopen om daarin de Sociëtas Spinozana te vestigen. Op dat moment was het pand eigendom van W.A. Schroot, die er een café annex bordeel exploiteerde. In 1926 werd het huis voor fl. 36.000,- gekocht met financiële steun van dr. Gebhardt en zijn vriend Adolph S. Oko, bibliothecaris van het Hebrew Union College in Cincinnati (USA). Het eigendom werd overgedragen aan de Stichting Domus Spinozana en de Sociëtas Spinozana vond er onderdak. Dit genootschap richtte zich in eerste instantie op het uitgeven van het jaarboek Chronicon Spinozanum.

In 1927 werd een Spinozaherdenking georganiseerd, ondersteund door een indrukwekkend Comité van Aanbeveling. Men hoopte via deze herdenking middelen te verkrijgen voor het onderhoud van het huis en de financiering van het jaarboek. Helaas moest de uitgave van het jaarboek na vijf edities worden gestaakt.

Monument en eerste restauratie

Op aandringen van dr. Gebhardt werd het Spinozahuis in 1927 op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst, mede dankzij dr. J. Kalf, directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg. Dit voorkwam sloop van het pand. Het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Den Haag droegen respectievelijk fl. 1.500,-, fl. 500,- en fl. 1.000,- bij aan een voorlopige restauratie van de voorgevel. Onder leiding van het Rijksbureau werd de gepleisterde voorgevel ontpleisterd, de openslaande deuren van het voormalige café werden vervangen door raamkozijnen en een voordeur in 17e-eeuwse stijl, en een doorbraak in het benedenportaal herstelde de oorspronkelijke verbinding tussen de verdiepingen.

De tuin werd heringericht als een 17e-eeuwse tuin naar ontwerp van tuinarchitect H. Roeters van Lennep. Daarin werd een bronzen Spinozabuste geplaatst, vervaardigd door de Duitse beeldhouwer Alfred Heinrich Hüttenbach. Op het achterpoortje naar de Dunne Bierkade werden de woorden uit Spinoza’s Ethica aangebracht: “Plantanum virentium amoenitate” (“door de lieflijkheid van groenende planten”).

Op 21 februari 1927 werd het Spinozahuis ingewijd tijdens een Spinozacongres, waar ook werd gediscussieerd over verdere restauratie. Men koos voor een restauratie van de gevel in 17e-eeuwse stijl, zoals voorgesteld door dr. Kalf, met behoud van de aanpassingen die rond 1830 waren gedaan. Onder leiding van architect H. van der Kloot Meyburg werd de restauratie in 1928-1929 voortgezet. De ramen van de eerste en zolderverdieping werden aangepast in lijn met de benedenverdieping, en de in 1880 geplaatste gedenksteen werd onder de eerste verdieping verplaatst.

Bij restauratiewerkzaamheden in 1937-1938 werd vastgesteld dat Spinoza de zolderkamer aan de voorkant had bewoond, met zijn bedstede rechts van de straatzijde. De oorspronkelijke houten zoldering uit de tijd van Hendrik van der Spijck werd blootgelegd, evenals de vroegere haard en de oorspronkelijke schilderswerkplaats van Van der Spijck.

Verdere lotgevallen

In 1934 dreigde het huis verloren te gaan door de opzegging van de hypotheek. Dankzij het Comité tot instandhouding van het Spinozahuis, onder leiding van mevrouw H.M.B. Elout-Voorbeytel, werd voldoende geld ingezameld om de hypotheek af te lossen. De jaarlijkse bijdrage van de Nederlandse afdeling van de Sociëtas Spinozana dekte voortaan de lopende kosten.

Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog bleef het huis redelijk intact. In 1955 werd het verhuurd aan mr. dr. W.F. van Leeuwen, die het huis wekelijks openstelde voor belangstellenden. In de jaren daarna vonden enkele aanpassingen plaats, waaronder de plaatsing van 17e-eeuwse poortjes en een marmeren Franse schouw in de achterkamer.

In 1971 droeg de Stichting Domus Spinozana het huis over aan de Vereniging Het Spinozahuis. De nieuwe eigenaar probeerde de benedenzaal een culturele functie te geven, maar gesprekken met de gemeente Den Haag in 1973-1974 leidden niet tot resultaat. In 1976 nam de Stichting Monumentenfonds Den Haag en Omgeving het huis over en startte direct met restauratieplannen, uitgevoerd door NV. HABO. De renovatie, gefinancierd met fl. 300.000,- uit subsidies van Rijk, provincie en gemeente, verhielp verwaarlozing en vochtproblemen. Het pand werd deels woonhuis, deels studiecentrum voor Spinoza-onderzoek en bijeenkomsten.

Op 21 februari 1977, exact 300 jaar na Spinoza’s overlijden, werd het vernieuwde Spinozahuis heropend. Sindsdien zijn regelmatig onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd. In 1996 werd de studiezaal gerenoveerd en heringericht. Lange tijd werd het huis bewoond door het echtpaar Van Oeffel; tegenwoordig is de bewoner de heer L. van Huet.

Bovenstaande gegevens werden ontleend aan de in 1977 bij J.N. Voorhoeve te Den Haag verschenen publicatie ‘Spinoza’s sterfhuis aan de Paviljoensgracht; levensbericht van een Haags monument 1646-1977′, onder auspiciën van de Vereniging Het Spinozahuis bezorgd door Guido van Suchtelen. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar deze publicatie. Het artikel over het Spinozahuis in ‘Monumenten in Den Haag’ door Evelyn de Regt, Staatsuitgeverij, ‘s-Gravenhage, 1986, is op dezelfde publicatie gebaseerd.